Bij het begin van de druiventeelt in Hoeilaart werden de druiven met de hondenkar of de trein via Groenendaal naar Brussel gebracht, maar omdat de productie zienderogen steeg, moesten ook de transportmiddelen mee te evolueren. Brussel-Zuid was de draaischijf voor de uitvoer naar Frankrijk en voor de verdeling van druiven over heel België. De spoorweg Namen-Brussel, die ook halt hield in Groenendaal, ging echter slechts tot Brussel-Noord. Ook in Overijse zag men het voordeel van een station in de nabijheid: zij moesten te voet of per kar hun druiven door het Zoniënwoud naar Brussel brengen.
Al snel droomden tal van Hoeilanders en Overijsenaren van een rechtstreekse tramverbinding Overijse-Hoeilaart-Groenendaal-Kleine Hut-Brussel Zuid. Deze droom werd in 1888 echter gekelderd door de toenmalige minister van Landbouw, Industrie en Openbare Werken. Er werden maar twee verbindingen goedgekeurd: Groenendaal-Overijse en Kleine Hut-Brussel. Ter compensatie werd de tramlijn Groenendaal-Overijse niet uitgertust met een smalspoor (1 m breed) maar met een spoor van 1,435 meter zoals deze waarop de treinen van de Belgische Spoorwegen reden. Op die manier konden goederenwagons van de spoorwegen voor het transport van druiven, mest en steenkool van Groenendaal tot Overijse gebracht worden. Er vertrok vanuit het station van Groenendaal ook een tramverbinding naar de paardenrenbaan van Groenendaal.
De tramlijn werd ingehuldigd op 15 juli 1894, was ongeveer 6 kilometer lang en had op het Hoeilaartse grondgebied volgende stopplaatsen: Groenendaal, Dumberg, Hoeilaart en Vlierbeek. Het reizigersverkeer kende een behoorlijk succes met dagelijks 12 verbindingen in de zomer en 11 in de winter. Het goederenvervoer kende zijn hoogtepunt in de gouden jaren van de druiventeelt (1926-1928): per jaar werden 110.000 ton steenkool, 37.000 ton mest en 11 miljoen kilo druiven vervoerd.
Door de opkomst van het goederentransport per vrachtwagen en van de auto, en door de uitbouw van het busvervoer kwijnde de tramlijn langzaam maar zeker weg. In juni 1958 reed de goederentram voor het laatst. De locomotieven en de wagons worden in de treinmusea van Mariembourg en Schepdaal bewaard.
Sinds Nero, de bekende stripfiguur van Marc Sleen, in het album De verschrikkelijke tweeling (1990) in het tramstation zijn intrek nam, bleef het in vrijwel elke Nerostrip figureren. Het werd in 1997 beschermd en in 2000 als brasserie Nerocafé in gebruik genomen.