Dat de druiventelers snel fortuin maakten, blijkt uit de vele serristenvilla’s die Hoeilaart rijk is. De villa’s die in de eerste bouwperiode, tussen 1880 en 1910, werden gebouwd, hebben veelal een vierkant grondplan met een centrale gang, een paar huizen een L-vormig plan.
Na de heropbouwperiode van WO I was rond 1925 de vroegere economische situatie hersteld. Een nieuwe generatie druiventelers - dikwijls als dagloners begonnen op de bedrijven van de eerste serristen - hadden tegen die tijd voldoende verdiend om zich een ruime, luxueuze woning te laten bouwen. De woningen die vanaf dan werden gebouwd behoren duidelijk tot een ander architecturaal concept. Het is in deze tweede bouwperiode dat door een samenloop van omstandigheden een eigen Hoeilaartse architectuur ontstond en de typische serristenvilla's uit de grond rezen.
Rond 1940 telde Hoeilaart ca. 5000 inwoners en ca. 1000 woningen, waarvan 160 dergelijke serristenvilla's, wat overeenkomt met 16 % van het totaal aantal woningen.
De architectuur van de serristenvilla's is tevens zeer landschapsbepalend. De grootste villa's staan als bakens op de hoogst gelegen plaatsen van het dorp. De andere langs de belangrijkste en oudste invalswegen (Vlaanderveldlaan, Waversesteenweg, Brusselsesteenweg en Jezus-Eiksesteenweg) en vormen er de typische straatbeelden.
In deze hele ontwikkeling heeft architect Charles Mariën (1879-1947) een bijzondere rol gespeeld. Charles Mariën was de zoon van Louis Mariën, uitbater van de houtzagerij. Hij studeerde architectuur aan de Brusselse 'Académie des Beaux-Arts'. Zijn studietijd te Brussel viel samen met de aanloopperiode tot de Art Nouveau. Na zijn opleiding in Brussel kon hij, dank zij de hem door zijn vader ter beschikking gestelde middelen, meerdere studiereizen naar Nederland maken. Daar hadden in die periode grote stadsuitbreidingen plaats: nieuwe villawijken buiten de stadswallen voor de welstellende burgerij. Daar kwam hij ook in contact met de architectuur van de Amsterdamse School. Later liep hij een vervolmakingsstage bij de Entreprises François te Brussel, toen vooral een houtverwerkend bedrijf voor de bouwsector.
Rond 1925 startte hij een beperkte architectuurpraktijk te Hoeilaart, als een nevenactiviteit van het door hem intussen overgenomen houtverwerkingsbedrijf. Als architect had hij een zeer nauwe samenwerking met enkele plaatselijke aannemers (Charlier, Lauwers, Vandervaeren, Wollanders, ...), waardoor hij zijn plannenmateriaal zeer beperkt kon houden. Eenzelfde ontwerp werd soms meermaals uitgevoerd, zonder wijzigingen.
Ook de aannemers met wie Mariën samenwerkte, namen zijn vormgeving over en bouwden villa's in de Mariënstijl. Het is soms moeilijk uit te maken welke woning door Mariën zelf ontwerpen werd, welke door een aannemer. Geen van allen hadden zij de gewoonte hun potloodtekeningen te naamtekenen. De door de aannemers ontworpen woningen vertegenwoordigden meestal de kleinste en eenvoudigste serristenvilla's.
Sommige serristen bouwden ook zelf hun woning en stelden hun plan op aan de hand van elementen die ze overnamen van de reeds bestaande villa's.