Maria Jacobs

Vertel ons over jouw jeugd in Hoeilaart. Hoe zag het dorp eruit toen je klein was? 

Maria Jacobs

Het was toch zo heel anders dan nu. Vrijwel niemand had een auto. Om de paar straten had er iemand telefoon. Er was nog geen TV, de mensen moesten nog voor hun eigen plezier zorgen, ze kwamen bij elkaar over de vloer, ze zongen samen. Wij woonden in wat toen nog de Leopold I-laan heette – na de oorlog herdoopt tot Georges Huynenstraat naar één van de Hoeilaartse gesneuvelden. In onze straat was toen het enige voetbalveld van Hoeilaart, dat van Hogerop. Op zondag, als er een match was, was het daar een drukte van belang. Maar niet zoals nu met files en honderden auto’s die geen parkeerplaats vinden. Iedereen kwam te voet of met de fiets. Ik weet nog dat de scheidsrechter met de trein kwam en dan te voet van het station van Hoeilaart. Mijn nonkel Miel – Emile Dricot – die naast het veld woonde, baatte een soort barak uit waar hij bier in verkocht. En voor ons kinderen waren dat hoogdagen, niet omdat het voetbal ons interesseerde, maar daar kunnen rondlopen tussen al dat volk en kijken en die ambiance voelen, dat was geweldig.

Hoe was het om op te groeien in een familie waarin je grootvader als garde op het domein van baron Jean de Man d'Attenrode werkte?

Mijn grootvader Pier Jacobs was inderdaad boswachter – “garde” – van de baron. Hij was daarvoor met heel zijn gezin van 8 kinderen vanuit Beerzel in de provincie Antwerpen naar Hoeilaart verhuisd. Maar toen ik kind was, was hij niet langer garde van de baron, maar op het landgoed van Solvay in Terhulpen. Het hele gezin woonde toen in een huis aan de rand van het Zoniënwoud op de grens tussen Hoeilaart en Terhulpen, rechtover de hazendreef. Dat huis heeft er nog gestaan tot 20-30 jaar geleden, sommige mensen zullen zich dat nog wel herinneren. Pier de Garde was niet graag gezien in Hoeilaart denk ik, want hij was onverbiddelijk als hij een stroper betrapte of iemand die hout of vruchten plukte op het domein.

Hoe heeft de druiventeelt het dorp en jouw leven beïnvloed? Had je familie ook een serre?

Wij hadden 10 serres, dus mijn papa was altijd thuis. Maar hij is heel jong gestorven, op 44 jaar. Vanaf dan moest mijn mama de serres doen, samen met mijn oudste zus, Lucie. En de schoonbroer van mijn mama, nonkel Jan, - Jan Kumps, getrouwd met Jeanne Dricot - kwam regelmatig helpen, bijvoorbeeld om “de fornuizen te doen” zoals men zei (de Hoeilanders worden niet voor niets “doenders” genoemd).

Wat is een van de meest bijzondere momenten die je in Hoeilaart hebt meegemaakt?

Ongetwijfeld de oorlog, die had natuurlijk een enorme impact op ons. Ik weet bijvoorbeeld nog dat ik voor de toenmalige onderpastoor, mijnheer Vergauwen, regelmatig enveloppen moest gaan in de bus steken bij Charles Melotte, die bij ons om de hoek woonde in een grote villa op het einde van de Vlaanderveldlaan, dicht bij het Zoniënwoud (die villa staat er nog altijd). Ik wist niet wat daarin stak, maar na een paar jaar is Charles Melotte door de Duitsers opgepakt en gefusilleerd als weerstander. We hebben nadien vernomen dat in die briefomslagen vermoedelijk voedselbonnen staken, die bestemd waren voor de jongens die zich schuilhielden om niet naar Duitsland in de munitiefabrieken te moeten gaan werken. Want het voedsel was gerantsoeneerd en wie er zogezegd niet was kreeg geen voedselbonnen en kon dus geen eten kopen. Ik durf er niet aan denken wat er zou gebeurd zijn als de Duitsers mij zouden betrapt hebben met die brieven.

De oorlog betekende voor mij ook het einde van mijn studies. Ik had graag Normaalschool gevolgd, maar dat was in die omstandigheden niet mogelijk. Ik moest dus gaan werken, als bediende bij het ministerie van Landbouw in Brussel. En toen er een plaats vrijkwam in de druivencentrale in Hoeilaart werd ik overgeplaatst. Tijdens de bezetting werd de voedselproductie en -bedeling immers gecentraliseerd en alle serristen moesten hun druiven leveren aan de “Central”. Die was gevestigd in het huis waar nu het café “’t Boske” is.

Een tweede belangrijk moment dat ik in Hoeilaart heb meegemaakt was de oprichting van de VKAJ, de Vrouwelijke Katholieke Arbeidersjeugd, ook de Kajotters genoemd. Er was in Hoeilaart al een jeugdbeweging, de Burgerjeugd, die toen in haar gloriejaren was. Maar ik heb toen met enkele anderen de Kajotters gesticht en ik was er de eerste vrouwelijke voorzitter van. Daar ben ik nog altijd heel trots op.

Hoe heb je je 100ste verjaardag tot nu toe voorbereid? Wat betekent deze mijlpaal voor jou?

Ik ben er tot nu toe nog niet zoveel mee bezig geweest. Maar nu het dichterbij komt en iedereen mij erover aanspreekt begin ik te beseffen dat het toch iets speciaals is, een mijlpaal inderdaad. En ik ben vooral heel dankbaar dat ik het geluk heb om dit nog te beleven in een goede fysieke en mentale gezondheid.

Wat is je geheim om op 100-jarige leeftijd nog zo mentaal en fysiek fit te zijn?

Er is geen geheim. Ik heb doodgewoon geleefd zoals iedereen. En ik heb wat geluk gehad in de loterij van de genen, er zijn verschillende 100-jarigen geweest bij de Jacobsen, vooral aan de vrouwelijke kant.

Hoe is het leven in het woonzorgcentrum Den Dumberg?

Het valt heel goed mee. Ik was er bang voor, ik heb tot 98 jaar alleen en zelfstandig geleefd. Het was dus een heel grote stap om mijn huis te verlaten. Maar ik heb geen aanpassingsproblemen gehad. Er heerst hier een goede sfeer, het personeel is heel vriendelijk en doet zijn best om het ons hier zo aangenaam mogelijk te maken. Er worden voortdurend leuke activiteiten georganiseerd. En ik heb goede contacten met mijn medebewoners.

Hoe zouden toekomstige generaties Hoeilanders het dorp moeten herinneren of verder vormgeven?

Ik zou wensen dat ze van Hoeilaart houden zoals ik altijd van Hoeilaart heb gehouden. En dat ze hun steentje bijdragen tot de Hoeilaartse samenleving zoals ik dat vanuit mijn bescheiden plekje heb gedaan. En ik zou willen dat het Hoeilaarts dialect zou blijven voortbestaan. Ik heb altijd de opkomst van het beschaafd Nederlands toegejuicht, maar ik zou het spijtig vinden als het dialect daardoor zou verdwijnen. Het is toch een groot stuk van onze cultuur als Hoeilanders.